Twaalf wieleranecdotes


Vrij naar Tim Krabbé.


De twaalf. De columns die Tim Krabbé in de jaren 80 in het NRC-Handelsblad schreef zijn in 1984 gebundeld als '43 wielerverhalen'. Volgens Krabbé juist 43 verhalen en geen 40 of 42 omdat hij altijd een klein voorblad reed met 43 tandjes in plaats van standaard 42 tandjes (zelf had ik overigens ook een 43 omdat dit als enige voorradig was). Omdat 43 anecdotes mij wat te veel is, leek mij twaalf wel leuk: toen op mijn nieuwe fiets als kleinste kransje een 'twaalf' bleek te zitten was ik juist van mijn oude vereniging 'Klein Verzet' naar DTS overgegaan (mijn 'koppelmaat' Guus Zeissink was lid van DTS). Op vragen naar de reden van de overgang naar een andere vereniging gaf ik maar als antwoord dat een 'dertien' bij 'Klein Verzet' nog nèt werd getolereerd, maar dat een twaalf toch echt niet meer kon.
Die twaalf heb ik overigens maar één maal gebruikt. Dit was tijdens een koers in België te Flobecq in West Henegouwen. Op het moment dat ik voor de klim met een lengte van 2 km in het parcoours naar het binnenblad wilde schakelen gaf ik het verkeerde hendeltje een zwiep en kwam zo op mijn grootste verzet terecht. Het gevolg was dat ik direct achterin het peloton belandde en flink moest harken om niet te worden gelost.


België. Ik reed graag in België omdat je daar zo mooi kan koersen. In Nederland bestaat wielrennen uit twee uur lang zo hard mogelijk fietsen, liefst op een parcours met maximaal tweehonderd meter tussen twee bochten. Dit is in België allemaal anders: daar is rondje minstens vier kilometer met maximaal acht bochten. Verder is de afstand normaal gesproken groter dan in Nederland, waardoor de tactiek een grotere invloed op de wedstrijd krijgt. Let wel, makkelijker wordt het er zeker niet door. De wedstrijd zelf is een omlijsting van een kermis, vandaar de betiteling kermiskoers. Eén van de leukste combinaties tussen koers en kermis vond ik in Lessines, waar de wedstrijd zelfs over het kermisterrein tussen de attracties gaat.
Naast de koers is in België bijna alles anders. Zo worden rugnummers (in tegenstelling tot in Nederland) zonder veiligheidsspelden verstrekt. Dus heeft elke renner normaalgesproken een doosje bij zich. Alleen als je de eerste keer in België koerst kom je voor een leuke verrassing te staan en zal je bij andere coureurs vier spelden bij elkaar moeten bietsen. Meestal lukt dit wel.
Verder is er slechts bij uitzondering kleedgelegenheid met stortbaden (douches). Men neemt een teiltje en een jerrycan water (al dan niet warm) mee van huis om zich na de koers in het café of een gemeenschapsruimte te kunnen verfrissen.


Hemelvaart in Wodecq. Ook op hemelvaart ging ik meestal naar België in dit geval naar Wodecq, een leuk gevarieerd rondje net zuidelijk van de taalgrens iets ten zuiden van Geraardsbergen. Onderweg in de auto merkte ik op dat de toerenteller af en toe 'weg leek te vallen'. Op dat moment maakte ik mij daar geheel geen zorgen over, ik was met deze auto al gewend dat elektronica de neiging heeft kuren te vertonen. Helaas bleek op de weg Lessines-Ronse dat deze maal de elektronische ontsteking de geest had gegeven, maar dat wist ik toen nog niet. Op dat moment dacht ik alleen aan een vuiltje in de carburator. Een geluk was dat wij voor het enige huis in de wijde omtrek tot stilstand waren gekomen. Hier bleek een communie-feest aan de gang dat door ons toch wel enigszins werd verstoord. Gelukkig voor ons echter bleek dat de bewoners actief waren in diverse organisaties van locale koersen: de vrouw des huizes in het comité van Lessines, de heer des huizes in het comité van Geraardsbergen. Toen zij onze toestand doorhadden kregen wij dan ook een lift naar Wodecq, zodat wij de koers niet hoefden te missen. Omdat ik aannam dat een verstopte sproeier de oorzaak van het euvel was, bleef mijn vrouw op de wegenhulp wachten. Ik verwachte tijdens de koers dan ook onze auto spoedig weer te zien opdagen. Dat duurde toch iets langer dan gedacht en uiteindelijk toch iets anders dan ik in gedachten had. Als ik van tevoren had geweten hoe dit zou lopen was ik niet aan de koers begonnen. Het bleek namelijk dat de wegenhulp niets kon uitrichten doordat het ontstekingsmoduul elke dienst weigerde, zodat uiteindelijk een 'sleepdienst' uit Lessines werd ingeschakeld, de heer DeLange, die mijn auto op de trailer had gezet. Na beëindiging van de wedstrijd heeft de heer DeLange ons na een zeer lange dag ongeveer middernacht weer thuis afgeleverd. Verder hebben wij bij de eerste gelegenheid een bloemstukje bij de mensen die ons zo behulpzaam waren laten afleveren.


House in Hensies.


Samba in Lessines.


Michael Boogerd. Zoals eerder gezegd heb ik mijn diensttijd in Den Haag doorgebracht. In die periode heb ik mij voor de clubwedstrijden uiteraard bij het Haagse metier gemeld. Van de deelnemende renners bij deze clubwedstrijden herinner ik mij Jan de Heij, André van der Drift, Michel Snijders, Herman Jansen en Ruud Wennekes. Verder was een aantal Haagse schaatsers van jong Oranje actief: Ben van der Burg en Bart Veldkamp.
Overigens is het de gewoonte dat jeugdrenners in hun laatste jaar (als 14-jarige) tijdens de clubwedstrijden worden toegelaten om de overgang naar de nieuwelingen (15 en 16 jaar) niet te groot te maken. Zo was er op dat moment ook een bijzonder enthousiaste jeugd renner, die ik op het moment dat hij moest afsprinten vaak naar voren heb gebracht. Pas veel later heb ik mij gerealiseerd dat ik waarschijnlijk als allereerste knecht van Michael Boogerd heb gereden.


Net geen winst.


Veiligheidsspeld. Alkmaar clubwedstrijd


Militair kampioenschap.


Ik maak ook eens een wiel.


Veldrijden.


Doping.